Verdieping > Wonderen > Het wonder van de kruimels

Het wonder van de kruimels

Marcus 7

Printen

Terug naar Wonderen

marcus7.gif
‘Dat is zo Heer, maar de honden onder de tafel eten toch ook de kruimels op die de kinderen laten vallen’ Markus 7: 28

Jezus heeft het grondgebied van zijn volk verlaten. Hij zoekt rust in het buitenland. Hij heeft er blijkbaar behoefte aan om op adem te komen. Hij wil even niet lastig gevallen worden. We herkennen dat wel. We hebben daar allemaal behoefte aan. ‘Even een break’. Even geen mensen zien, geen telefoontjes, geen gezeur aan je hoofd. Maar het is Jezus niet vergund. Men komt erachter, dat die ‘wonderdoener uit Nazareth’ er is. Een vrouw komt binnen en valt voor hem neer. Ze komt uit die streken en is duidelijk geen jodin. Ze is in principe voor een jood als Jezus een onreine, door wie een jood niet grraag aangeraakt werd. Haar dochter is bezeten van een onreine geest. Dit woord benadrukt nog eens hoe zij en haar dochter behoren bij de boze buitenwereld, het heidendom dat immers in zijn geheel bezeten is van onreine geesten. Toch durft zij het aan om die afstand te overbruggen. Ze is ook ten einde raad. Ze is een wanhopige moeder die wellicht al zo vaak teleurgesteld is, dat ze het aandurft om de kloof tussen heidenen en joden te overschreiden.

Jezus antwoordt voor ons gevoel nogal brusk en afwijzend. ‘Het brood van de kinderen moet je niet de honden voorwerpen.’ Het heil van God, heling voor lichaam en ziel, is in de eerste plaats voor de kinderen van Israël. Tot die kinderen is Jezus gezonden, tot hen in de eerste plaats. Niet tot de honden, een beledigende uitdrukking voor de heidenvolken. Wel is het opvallend, dat Jezus een verkleinwoord gebruikt: hondjes. Daar klinkt een zekere vertedering in door. De vrouw is ook niet bepaald uit het veld geslagen. Snedig antwoordt ze: ‘De honden eten toch ook van de kruimels die de kinderen morsen op de grond!’ en Jezus is dan direct ‘om’ en geneest haar dochter.

Het bijzondere van dit wonderverhaal is, dat het de enige genezing is van een niet-jood op niet-joodse grond. En het wil blijkbaar duidelijk maken dat Jezus, hoewel trouw aan de joodse wetten en gewoonten, toch de scheiding tussen joden en heidenen doorbreken moest. Al zou hijzelf daar het initiatief niet toe nemen, dan zouden de heidenen dat zelf wel doen. Want ook onder hen leeft een intens verlangen om deel te krijgen aan het heil van Gods Koninkrijk.

Het wonder is, dat iemand van wie je niet veel verwacht, een heidende vrouw, zo vasthoudend haar heil zoekt. Het wonder is, dat de scheiding tussen joden en heidenen wordt opgeheven in de gemeente van Christus.

Het wonder is, dat de Heer zich mee laat nemen in een verrassende ontknoping, en daarmee aan zijn zending een nieuwe dimensie toevoegt.

Als wij nu eens op dezelfde wijze onze scheidsmuren zouden slechten. De muren tussen arm en rijk, jood en palestijn, kerkmens en buitenkerkelijke, blank en zwart, man en vrouw, oud en jong. Wij denken zo gauw in hokjes. Wij plakken zo snel etiketten. Wij denken zo gemakkelijk in blokken en kampen. Het is een wonder als er dan eens iemand een deur opengooit. Als iemand de moed heeft een kloof te overbruggen. Dan waait er een frisse wind naar binnen. De wind van de Geest, de adem van God. Dan is het of Jezus opnieuw onder ons staat.

Jezus in Libanon

Jezus verblijft in het gebied van Sidon, de belangrijkste stad van de Feniciërs. Marcus noemt de vrouw een Syro-Fenicische. Jezus had zich in dat buitenlandse gebied misschien teruggetrokken omdat de vorst van Galilea, Herdodes Antipas, nog niet zo lang geleden Johannes de Doper had laten onthoofden. Hij hoorde daarna van Jezus optreden en dacht dat Jezus een soort gereďncarneerde Johannes de Doper was. Ook Jezus' leven liep dus gevaar. Wellicht dat Jezus het daarom raadzaam vond zich even terug te trekken.

Jezus en de heidenen

Uit de evangeliën blijkt, dat Jezus zijn opdracht zag als gericht op de 'verloren kinderen Israëls'. Tot hen wilde hij zich ook beperken. Er was in het toenmalige Palestina doorgaans niet veel contact tussen joden en heidenen. Meestal ging het bij die heidenen om gehate Romeinse bezetters. Omgang met heidenen maakte een jood onrein. Jezus blijkt ook wat dit betreft een kind van zijn tijd en cultuur. Tegelijk blijkt ook, dat hij wanneer het moet, deze schema's lan doorbreken. Zo geneest hij de knecht van een Romeinse hoofdman en nu hier, de dochter van een heidense vrouw.

De christengemeente uit joden en heidenen

Marcus schreef zijn evangelie waarschijnlijk voor een christelijke gemeente die bestond uit joden en heidenen. De eerste gemeente, die van Jerusalem, bestond nog uitsluitend uit joden. Maar al spoedig waren er ook heidenen die zich aansloten bij de gemeenten die ontstonden. In het boek Handelingen lezen we daarover. In eerste instantie ging het dan meestal om 'jodengenoten' of 'proselieten'. Dat waren heidenen die al meeleefden met een joodse synagoge, omdat zij de ene God van het jodendom vereerden. Volgens joodse instellingen konden zij zich laten dopen en zich aansluiten bij de synagoge. Zo gebeurde het, dat de christengemeenten uit joden en heidenen bestonden. Een twist ontstond al gauw over de vraag, in hoeverre deze heidenen zich moesten houden aan alle joodse wetten en bijvoorbeeld besneden moesten worden. Op het eerste concilie van apostelen, dat in Handelingen 15 beschreven wordt, werd besloten dat dit niet hoefde. Daarmee heeft de kerk zich in feite losgemaakt van het jodendom en is een universele godsdienst geworden. Dat heeft nog een hele tijd onderlinge onenigheid en ook gezorgd voor toenemende spanning tussen kerk en synagoge. In dat licht krijgt een bijbelgedeelte als Marcus 7 een ander aanzien. Juist door dit verhaal kon duidelijk gemaakt worden dat Jezus zelf al, hoewel trouw aan zijn joodse wortels, de deur openzette naar de heidenen.

<vorige 1 2 [3] 4 5 6 7 8 volgende>