Verdieping > Wonderen > Jezus, het levende wonder

Jezus, het levende wonder

Johannes 20

Printen

Terug naar Wonderen

johannes20.jpg
'Maria!', zei Jezus tegen haar. (Johannes 20: 16)

Het zal je toch maar gebeuren! Je hebt Jezus liefgehad. Je bent hem gevolgd. Tot in het hol van de leeuw, tot in Jerusalem. Daar heb je tot je ontsteltenis meegemaakt, dat hij gearresteerd werd, berecht en terechtgesteld. Dan ga je op de vroege zondagmorgen naar zijn graf en ziet dat het geopend is, en het lichaam van Jezus verdwenen! Je kunt maar aan één ding denken, dat iemand zijn lichaam meegenomen heeft. Terwijl je huilend rondloopt in die tuin, zie je een man lopen. Je denkt dat het de tuinman is. Je kijkt hem niet eens goed aan, want je ogen staan vol tranen. Je vraagt hem: 'Hebt u misschien het lichaam van mijn heer meegenomen? Dan ineens wordt de ban gebroken. Je wordt bij je naam genoemd, zoals maar één iemand dat kan. 'Maria!' Dan vallen je de schellen van je ogen en je ziet het: 'Rabboeni, Meester!'

Zo verging het Maria Magdalena op paasmorgen. Zij ontmoette Jezus als het levende wonder. Een ontmoeting die zij niet zelf bedacht of verwacht had. Maar die van zijn kant tot stand werd gebracht. Deze ontmoeting heeft haar ogen geopend voor iets dat in haar eigen hoofd niet op zou komen: dat Jezus de levende is, en dat dit een goddelijk wonder is. En dat zij in dat wonder mag delen door in dat leven te delen. Een leven met God, die zij nu haar Vader noemen mag. Zo zegt Jezus het ook: 'Ik ga nu opstijgen naar mijn Vader, die ook jullie Vader is, naar mijn God die ook jullie God is .

Dit is ook voor ons vandaag nog het grote wonder van Pasen: Jezus leeft, en wij met hem. Het hart van het christelijk geloof is niet een dor dogma, of een strenge wet, een filosofische idee of een ondoorgrondelijke bijbeltekst. Het hart is een levende Heer. Jezus, het levende wonder. En hij tredt ook vandaag nog op u en mij toe en noemt ons bij onze naam, zoals niemand dat doet. En als wij naar deze roeping luisteren, dan gescheidt ook aan ons het wonder. Dan komen ook wij tot leven. Tot een leven van hoop, geloof en liefde. Een leven dat zelfs sterker is dan de dood. Dat vieren we met Pasen, het grrootste van alle wonderen!

Wat gebeurde er nu precies op paasmorgen?

Geen van de vier evangeliën vertelt wat er precies met Jezus gebeurd is, toen hij opgewekt werd uit de dood. Wel vertellen ze van de ontdekking van het lege graf en van verschijningen van engelen en/of Jezus zelf. De berichten van de evangelisten kloppen niet helemaal met elkaar.
Marcus, het oudste evangelie, vertelt dat drie vrouwen het lichaam van Jezus willen gaan zalven, Matteüs spreekt van twee vrouwen, Lucas noemt er drie, maar wijkt wat namen betreft gedeeltelijk af van Marcus. Johannes tenslotte spreekt slechts van één vrouw, Maria van Magdala, en vertelt erbij dat ook Petrus en Johannes in het lege graf gaan kijken.
Volgens Marcus en Matteüs zagen de vrouwen één engel, volgens Lucas en Johannnes twee.
Marcus vertelt dat de vrouwen van de engel horen dat Jezus opgewekt is en dat zij dit aan de leerlingen moeten gaan zeggen. Maar de vrouwen rennen weg en zeggen niets. En daarmee eindigt het evangelie (het stuk wat daarna volgt is later aan dit evangelie toegevoegd). Maar Lucas zegt dat de vrouwen deze boodschap wel aan de discipelen overbrachten, die het overigens niet wilden geloven. Matteüs voegt er nog iets belangrijks aan toe: toen de vrouwen bij het graf weggingen na de boodschap van de engel, verscheen Jezus zelf aan hen! Johannes concentreert zich voornamelijk op Maria van Magdala die in de graftuin de opgestane Heer ontmoet, terwijl Petrus en Johannes alleen het lege graf zien.
Matteüs vertelt vervolgens dat de discipelen naar Galilea gaan waar Jezus hun verschijntn zijn zendingsbevel geeft. Daarmee eindigt zijn evangelie. Lucas vertelt nog van een verschijning van Jezus aan twee leerlingen die op weg waren naar Emmaüs. Als zij dit gaan vertellen aan de overige leerlingen in Jerusalem, blijkt de Heer diezelfde dag nog verschenen te zijn aan Petrus. Vervolgens verschijnt hij nogmaal aan de verzamelde groep, geeft hun de belofte van 'kracht' die zij zullen ontvangen, leidt hen naar buiten tot bij Betanië (een dorpje vlakbij Jerusalem) en scheidt daar van hen. Johannes tenslotte vertelt dat Jezus nog enkele malen aan zijn disciepelen verscheen en hun daarbij de heilige Geest schonk.
Een heel ander verhaal krijgen we van de apostel Paulus. Zijn bericht van de opstanding vinden we in een tekst, die ouder is dan alle evangeliën en dus zeer serieus genomen moet worden, te weten 1 Korintiërs 15, 3-8. Hij vertelt niets van de verschijningen aan de vrouwen bij het graf. Wel vertelt hij dat Jezus allereerst verscheen aan Petrus, vervolgsn aan de andere apostelen, daarna aan vijfhonderd volgelingen tegelijk, toen aan Jakobus, daarna aan alle apostelen (bedoelt hij daar een andere groep mee dan de twaalf), en tenslotte ook aan hem. Hij doelt daarmee op de verschijning van Jezus toen Paulus op weg was naar Damascus.

We moeten concluderen dat de evangeliën in grote lijnen met elkaar overeenstemmen. Zij spreken van vrouwen die naar het graf gaan en daar te horen krijgen dat Jezus leeft en/of de Heer zelf zien, en van mannelijke volgelingen die later verschijningen van de Heer ontvangen. Paulus noemt de vrouwen helemaal niet. Vond hij dat het getuigenis van een vrouw niet veel waard was en verzweeg hij dit element, of kende hij helemaal die traditie niet? Hij is ook de enige die vertelt van een verschijning aan vijfhonderd mensen tegelijk.

Wat is voor ons van belang?

Ik vind de kleine verschillen tussen de vier evangelisten niet zo van belang. Wel bevreemdt mij het grote verschil tussen Paulus en de evangelisten. Maar allen delen de overtuiging, dat Jezus uit de dood is opgewekt en als levende Heer verschenen is aan zijn leerlingen. Hun opdracht om de boodschap van Jezus door te verteellen wordt door de meeste evangelisten en ook Paulus aan deze verschijningen verbonden. Er moet iets met Jezus gebeurd zijn, dat die bange groep volgelingen van hem zo drastisch veranderde in vrijmoedige getuigen van het evangelie. Deze verandering is volgens het nieuwe testament gebaseerd op de ontmoeting met de uit de doden opgewekte Jezus. Daarom is het christelijk geloof niet slechts een leer van een meester die reeds lang overleden is, maar het is vooral een relatie met Jezus de Christus als levende Persoon. En zijn opwekking uit de dood is onderpand van onze opwekking. Ik weet niet hoe ik mij dat moet voorstellen, maar één ding staat vast: Jezus leeft, en wij mogen leven, nu al, in een zich steeds vernieuwend bestaan, en straks, in heerlijkheid.

[1] 2 3 4 5 6 7 8 volgende>